Iramirch Het Doolhof der Gedachtenspinsels (5)

 Ynskylibar was almaar in de richting van de Buitenweg gelopen. Het was mistig en druilerig, maar plots kwam de zon door de donkere wolkenflarden heen. Daar stonden ze, bruingrijs van kleur, de hagen van het Doolhof der Gedachtenspinsels. Ynskylibar pakte haar zwaard en liep zonder aarzelen naar de hagen. "Maak open!", zei ze. Maar de hagen bewogen niet en er klonken geen stemmetjes. "Maak open, zeg ik!!", zei ze luid, maar de hagen deden niets. Toen omklemde ze, met twee handen, haar zwaard en begon op de hagen in te hakken. Er klonken fluisterende kreten en de hagen schoven opzij. "Was dat nou zo moeilijk?!", zei Ynskylibar. Ze deed haar zwaard weer in z'n schede en haalde de pot uit haar tas. De hagen fluisterden jammerlijk en de wind kwam woest aangestormd. Nog voor hij kon razen en tieren, had Ynskylibar de pot geopend en met wilde bewegingen, de wind in de pot gevangen. Stevig drukte ze de kurk op de pot. "Zo," zei ze hardop, "En nu op zoek naar Stefano en de rest!". Ze had al een poos rond gedwaald, toen ze stemmen meende te horen. Ze ging zitten en zei, "De beruchte stemmen uit de hagen." "Zijn wij berucht?", fluisterden de stemmetjes nieuwsgierig. Ynskylibar zei niks en de stemmetjes fluisterden weer, "Maar waarom uit de hagen? Wij zijn toch de hagen!" Ynskylibar keek naar de hagen en zag dat elk takje een mondje had. Ze knikte, maar zei niks. "Waar is de wind?", fluisterden de hagen, "Wat heb je met de wind gedaan?" Ynskylibar stond op, rekte zich uit en keek naar de twee paden waaruit ze kon kiezen. "Ik heb de wind gevangen, zoals het Doolhof heel veel mensen gevangen heeft genomen." Daar waren de hagen het niet mee eens, die mensen waren in het Doolhof gekomen om het raadsel op te lossen. "En deden ze dat vrijwillig?", vroeg Ynskylibar. Daarop konden de hagen niet echt een antwoord geven. "Sommigen wel," fluisterden ze, "Maar de meeste niet." "Gevangen dus," zei Ynskylibar, "Net zoals ik de wind gevangen heb genomen. En als jullie me nu brengen bij de mensen die ik zoek, wie weet laat ik de wind dan weer vrij." De hagen fluisterden druk met elkaar en de twee mogelijkheden van paden, die Ynskylibar zag, werden dichtgeschoven. Een nieuw pad opende zich voor haar. Ynskylibar glimlachte en liep het pad in. 

Het was aarde donker en Stefano zag dan ook geen hand voor ogen. Hij voelde dat hij over een stenen ondergrond liep. Hij wreef tranen uit zijn ogen, wat was het allemaal vlug gegaan. In zijn gedachten zag hij al die handjes, met die Vlugge Vingers. Plots zaten hij en Brannetti niet meer aan elkaar vast. Er was geen tijd om elkaar beet te pakken, het ging zo vlug. En nu liep hij voorzichtig en op de tast, door een donkere gang onder het Doolhof. "Had ik maar een lamp of kaars, dan was er licht," mompelde hij. Plots gingen er kleine lampjes aan. Stefano kneep zijn ogen dicht en opende ze weer. "Waar komt dat licht vandaan?", vroeg hij. "Daar vroeg u toch om?", galmde een stem. "Wie of wat bent u?", vroeg Stefano. "Ik of liever wij, zijn de stenen van de muren, van de gangen van het Doolhof der Gedachtenspinsels. En wie of wat bent u?" "Ik ben Stefano, de voerknaap van de draak van de slotgracht, van het kasteel van koning Christiana." zei Stefano. "Wees welkom Stefano," galmden de stenen muren, "Wij zullen u wijzen naar het ondergrondse Midden, van daaruit is het aan u wat u gaat doen." Verder bij hem vandaan en veel hoger dan Stefano zelf, stond de koningin op een plateau van houten planken en hagen. Ze kon over het Doolhof kijken. Ze zag allemaal bruingrijze hagen met daar tussen licht gekleurde paden. Sommigen liepen vloeiend door en anderen liepen dood. In het midden van het Doolhof zag ze een groot plein en iets van een kasteel, gemaakt van bruingrijze hagen. 'Als er luchtwegen zouden zijn, dan zou ik er zo naar toe kunnen lopen.', bedacht de koningin zich. Een zwarte raaf kwam aangevlogen en landde voor haar op het plateau. "De wind is weg!", kraste hij, "Zomaar opeens verdwenen!" Hij bekeek de koningin vanaf haar gouden muiltjes tot aan haar koninklijke kroon. "U wilt naar het midden," kraste hij, "Maar u bent zo groot!" Hij rommelde wat met zijn snavel onder zijn rechter vleugel. Hij pakte een klein flesje onder zijn vleugel vandaan. "Als u hier van drinkt, dan wordt u groot genoeg om op mijn rug te zitten. En dan vlieg ik u naar het midden. In het midden zal een grijze wasbeer zijn, die u weer uw ware groote kan geven." De koningin keek naar de raaf en het flesje. Ze vond het een wonderlijk idee om klein te worden en met de raaf naar het midden te vliegen. Even twijfelde ze, maar boog toen naar de raaf en nam het flesje van hem aan. Ze haalde het dopje van het flesje en dronk het leeg. Er ging een tintelend gevoel door haar lichaam en ze merkte dat ze kromp. De raaf werd groter en groter, tot ze hem in de ogen kon kijken. Ze grinnikte even en zei, "Nou mijn beste raaf, hier ben ik dan." En ze maakte een koninklijke buiging. "Dank u voor uw vertrouwen," Kraste de raaf die neer knielde, "Klimt u maar op mijn rug en houdt u vast aan mijn nekveren, dan breng ik u naar het midden." Alsof zij een paard besteeg, klom, de koningin behendig op de rug van de raaf. De raaf ging staan, opende zijn vleugels en begon er hard mee te wapperen. Hij sprong op en samen met de koningin vloog hij de lucht in. Ze waren een stukje onderweg, toen de koningin meende een mens, in een van de paden te zien. Het was Brannetti. Ze liep wat heen en weer en had al enkele malen om Stefano geroepen. De hagen hadden haar als antwoord geplaagd, dat die er niet meer was. "Lekker alleen gaan zoeken meisje, kijken hoe slim je alleen bent!" fluisterden ze keer op keer. Zonder nadenken of iets meer te zeggen, stapte Brannetti iedere nieuwe weg in. Ze koos niet links of rechts of misschien toch die bocht, doelloos liep ze verder. Ook met die instelling waren de hagen het niet eens. "We kunnen je net zo goed rondjes laten lopen, je moet wel kiezen, anders kom je toch geen stap dichter bij oplossingen!", fluisterden ze. "Als ik of Stefano en ik een oplossing hebben, dan hebben jullie, maar vooral de wind toch steeds commentaar!!", mopperde Brannetti als antwoord terug. "Waar is de wind eigenlijk?", vroeg ze. "Geen idee," fluisterden de hagen, "De wind is plotseling verdwenen!" "Net goed," zei Brannetti, "Ik hoop dat hij lang weg blijft!!" En ze koos het middelste pad, van de drie wegen die haar aangeboden werden. 

Zwijgend volgde Stefano het pad wat de stenen muren voor hem opende. Plots begonnen de stenen weer tegen hem te praten, hun stemmen galmden, "Beste Stefano, hier zijn we gekomen bij het midden van het Doolhof. Vanaf hier verlaat je het Doolhof en betreedt je de Burcht van de Bruine Beer en de Mooie Vos." Stefano keek naar nieuwe muren die een grote zaal vormden. Ze waren donker grijs en de vloer was zacht lichtgrijs. Hij keek om naar de stenen van het ondergrondse Doolhof, deze sloten zich langzaam. "Bedankt," zei Stefano, "Bedankt voor alles." Hij keek de zaal rond, er liepen twee trappen omhoog, aan de wanden hingen schilden. Het viel Stefano plots op, dat de schilden kleuren hadden. Sommigen waren grijsblauw, anderen wit met rood of geel. Ook zag hij dat er drie gangen waren, uit de middelste zag hij iets van een lichtstraal. Nieuwsgierig liep Stefano die gang in. In het midden van de gang zag hij een deur die op een kiertje stond. Vanuit de kier kwam het licht. Voorzichtig duwde hij de deur open en zag een soort werkkamer, met daarin vreemde attributen. Hij ging naar binnen en zag een lange tafel staan vol paperassen, aantekeningen, schetsen en berekeningsformules. En alles had kleur, alsof het Doolhof niet meer bestond, niets was het droevige bruingrijs. Hij zag hoge kasten, met op de planken globes, opgezette dieren en vreemdsoortige kastjes met een soort scherm, waarop enen en nullen verschenen en lampjes, in vele kleuren, die aan en uit knipperde. Verwonderd keek hij naar de vreemde kastjes en bedacht zich dat hij nog nooit kaarsen aan en uit had zien gaan of van kleur had zien veranderen. Het meest verwonderd was hij over de vreemde schermpjes, ze straalden licht groen en sommigen blauw en er verschenen steeds weer getallen, enen en nullen. Toen keek hij naar het plafond en zag skeletten van vogels en, zo dacht hij tenminste, een geraamte van een vogel die hij niet kende. Het had twee platte vleugels en rare platte botten aan zijn snavel. Ook de staart was vreemd, ook met twee platte vleugels en een scherpe puntige staart. De poten van de vogel waren rond, net wielen zoals de koets van de koning had, alleen veel kleiner. Vol verbazing keek Stefano naar het geraamte van de onbekende vogel. Plots hoorde hij iets, hij keek om en zag een nis, waarin iemand aan een tafel zat te werken. Voorzichtig liep hij in de richting van de persoon in de nis. Hij bleef even staan en bekeek een schilderij, die op een schildersezel stond. Een jonge, mooie vrouw, keek hem met een mysterieuze glimlach aan. Tegenover het schilderij stond een naakte jongeman, gebeeldhouwd uit marmer. 'Zou ze daarom zo glimlachen?', dacht Stefano bij zichzelf. Glimlachend liep hij richting de nis. De persoon had een bordeaux rode pij aan, met de kap over zijn/haar hoofd. "Ben jij verdwaald?", vroeg plots een stem van een jongeman, onder de pij vandaan. Hij bewoog niet en keek ook niet naar Stefano. Deze keek geschrokken naar de persoon en antwoordde, "Nee, niet verdwaald, al zoek ik eigenlijk niet meer naar de uitgang, maar eerder naar Brannetti." De jongeman met de pij draaide zich naar Stefano, "Brannetti?", zei hij, "Die ken ik niet. Laat ik mezelf eerst maar eens voorstellen", vervolgde hij, "Ik ben Brandonius Bromsnor, aangenaam." En hij stak zijn hand uit naar Stefano. Stefano pakte zijn hand en schudde hem en antwoordde, "Ik ben Stefano, voerknaap van de draak uit de slotgracht, uit het koninkrijk Iramirch van koning Christiana." Brandonius keek glimlachend naar Stefano en zei, "Dat is een hele mond vol. Een schildknaap, lang geleden dat ik er eentje gezien heb hier in het Doolhof. De wind houdt niet van schildknapen en gooit ze meestal hard het Doolhof uit, helaas zo hard dat de dood erop volgt voor de schildknapen." Hij schudde zijn hoofd en keek naar de tafel waar aan hij zat toen Stefano bij hem kwam. Stefano volgde zijn blik en zag op de tafel weer zo'n vreemd kastje staan, met daarvoor een plankje met letters. Daarnaast een potje inkt, met een ganzenveer er in. Weer verwonderde Stefano zich over het vreemde kastje en zag niet dat Brandonius aandachtig naar hem stond te kijken. "Wat denk je dat het is?", vroeg Brandonius. Stefano keek op en toen weer naar het vreemde kastje. "Het is vast iets met tovenarij.", antwoordde hij. Brandonius lachte, "Ja, zo kan je het ook noemen. Alleen is dit geen tovenarij, maar wetenschap." Brandonius spreidde met een boog zijn armen en ging verder, "Wetenschap, nu zijn we er nog niet zo ver mee, maar ooit zal wetenschap de wereld veranderen. Hoewel, de School der Kwakzalverij heeft de wetenschap ook ontdekt. Denk maar aan aderlatingen en de anatomie van verschillende lichaamsdelen, ooit zal wetenschap onlosmakelijk zijn van de geneeskunst." Stefano keek vol bewondering naar Brandonius. ook al begreep hij niet echt waar Brandonius het over had, toch vond hij het heel belangrijk klinken, het klonk heel overtuigend. "kijk," zei Brandonius, "Dit is een Pjoeter." En hij wees naar het kastje. en dan komt er een heel ingewikkeld verhaal hoe het allemaal werkt," zei Brandonius, "Maar daar zal ik je niet mee vervelen. Het heeft een hele tijd geduurd voor ik het zelf ging begrijpen. Maar het belangrijkste wat je moet weten, is dat de Pjoeter een soort straling uitzendt, die door een ganzenveer, van een dode gans, wordt opgepikt. De ganzenveer moet in een inktpotje staan, maar dat wordt dan weer een hele scheikundige uitleg. Afijn, het komt er op neer dat de ganzenveer in het inktpotje samenwerken en ik door middel van de Pjoeter, een bericht zou kunnen sturen naar een andere ganzenveer, die dan de boodschap zal opschrijven." Hij keek naar Stefano en zag dat die zijn hoofd stond te schudden van alle informatie die Brandonius gegeven had. "Sorry jongen," zei Brandonius, "Ik zei al dat het een ingewikkeld verhaal zou zijn. Zelfs de korte samenvatting is al veel te ingewikkeld voor mensen die de Pjoeter niet kennen. Ik zal je laten zien wat ik bedoel." Brandonius nam de plank met letters bij zich en drukte op verschillende letters. In het schermpje van de Pjoeter verschenen de woorden 'Hallo Stefano". Toen stond Brandonius op en wenkte Stefano dat hij hem moest volgen. Samen liepen ze naar een andere nis in de kamer, waar ook een Pjoeter stond en een inktpotje met ganzenveer. Voor de Pjoeter lag ook een vel perkament. "Lees wat er op het perkament staat." zei Brandonius. Stefano pakte het perkament op en las, "Hallo Stefano'. Stomverbaasd keek Stefano Brandonius aan. Hij wilde iets zeggen, maar kon het niet. In zijn hoofd speelde ongeloof, maar kwam ook een idee naar boven. Hij merkte niet dat Brandonius tegen hem stond te praten. Zijn idee nam steeds meer al zijn gedachten in beslag. Brandonius had door gekregen dat Stefano niet meer naar hem luisterde. Geïnteresseerd keek hij naar Stefano en bedacht wat er allemaal bij Stefano door zijn hoofd zou gaan. "Zou...," stotterde Stefano opeens en zijn hand trilde van opwinding, "Zoude.., Zouden we,.. met de Pjoe,... Zouden we met die Pjoeter, een bericht naar de koning kunnen sturen?" Brandonius wreef door zijn haar, dacht na en zei, "Dan moeten we wel weten waar de koning nu is." Stefano knikte en bedacht dat het Doolhof dicht bij het kasteel in de stad was. Misschien was de koning wel ergens anders heen gegaan. Dan zou dat aan zee of aan de bosrand zijn. Toen hij aan de bosrand dacht, wist hij plotseling zeker dat de koning daar in het kasteel moest zijn. "Ik heb dit nog nooit geprobeerd hoor," zei Brandonius, "Maar we gaan het proberen." Samen met Stefano liepen ze terug naar de andere nis. Brandonius pakte nog een stoel en samen gingen ze achter de Pjoeter zitten. "We moeten de zinnen en de tekst kort houden, dan gaat het misschien wel lukken." zei Brandonius.


Zo dat was weer een lap tekst. Nu moeten jullie wel langer wachten op hoe het verder gaat, want de blogs hebben bijna het verhaal zelf ingehaald. Dus ik moet nog een heel eind vooruit gaan schrijven. We hebben nu ook kennis gemaakt met Brandonius, een echt bestaand iemand, die jullie niet kennen. Hij komt, als een van de weinige niet van het Zeehos en/of de FTP. Hij zit in het verhaal omdat hij de perfecte jongen is voor deze rol in het verhaal.

Goed, ik ga een hoop schrijven, dus de eerstvolgende blog kan misschien wat langer op zich laten wachten. Wellicht is deze blog de laatste on 2020.

Volgende keer weer meer.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Waarschuwing geen blog voor kinderen !!!

Even

Het Haga ziekenhuis