Iramirch Het Doolhof de gedachtenspinsels (3)

 Ja jongens en vooral meiden, het is allang weer tijd voor een nieuwe blog. Omdat ik jullie zeurmeisjes heb genoemd, wat niet zo aardig van me was, krijgen jullie vandaag een blok extra. Veel leesplezier.

Stefano liep door het Doolhof. De draak kon plotseling niet meer vliegen boven het Doolhof en was samen met hem neergestort. Voor ze konden bekijken of ze ongedeerd waren, hadden muren van hagen elkaar van elkaar gescheiden. Stefano had nog naar de draak gezocht, maar had het gevoel dat hij zich alleen maar meer van de draak verwijderde. "Waar ben je?", riep hij luid. "Hier!", fluisterden stemmetjes vanuit de hagen. "Waar?", hijgde de wind. En de stemmetjes vanuit de hagen fluisterden weer, "Hier!" Na meerdere keren de vraag 'Waar ben je?' te hebben geroepen en steeds weer het spelletje van de hagen en de wind te hebben aangehoord, schudde Stefano zijn hoofd. Dit ging zo niet werken. Hij stond stil en dacht even na. Hij glimlachte en riep, "Hallo, ik ben hier!". Even was het stil en toen fluisterden de stemmetjes in de hagen, "Als hij hier is, waar zijn wij dan?" En de wind hijgde, "Wat moet ik nu vragen?" Stefano glimlachte en riep nog een keer dat hij hier was. De stemmetjes in de hagen fluisterden, maar geven geen antwoord op Stefano. Het leek eerder of ze met elkaar aan het overleggen waren. Na enige tijd fluisterden ze naar Stefano, "Zo hoort het niet, je moet niet vertellen waar je bent." "Waarom niet?", riep Stefano en de stemmetjes fluisterden, "Dat hoort niet, dat hoort niet!!". Stefano haalde zijn schouders op, "Ik ben toch hier?, Ik ben niet daar of ergens anders, degene die ik zoek is ergens anders. Maar kennelijk te ver bij mij vandaan om mij te horen, daarom antwoord hij niet. Alleen jullie antwoorden, met jullie rare spelletje." Een boos gefluister klonk uit de hagen, "Raar spelletje?!" "Ja!", zei Stefano, "Een raar spelletje, iets anders kan ik het niet noemen!".  Verderop in het Doolhof liep de draak. Telkens stootte hij zich aan de scherpe doornen van de hagen. Hij had meerdere keren Stefano's naam gebruld. En steeds weer hadden de stemmetjes in de hagen geantwoord dat ze hier waren. En de wind hijgde steeds de vraag 'Waar?', waarop de stemmetjes weer antwoordden 'Hier".  De draak was er moedeloos van geworden en gaf het op, toen hij zich voor de zoveelste keer prikte aan de doornen van de hagen. Plotseling weken de hagen uiteen en zag de draak een bruingrijze poel voor zich. Zonder ook maar na te denken, liet de draak zich in de poel glijden. Hij voelde het heerlijke water rond zijn lijf en zuchtte tevreden. Na een poosje in de poel te hebben rondgezwommen, was de draak vergeten dat hij de draak van de slotgracht was. Niet veel later was hij zelfs Stefano vergeten. Hij wist niet beter dat hij altijd al had rondgezwommen in deze poel. Hij zuchtte nog een keer, vleide zich op de bodem van de poel en viel in slaap. Enorme bruingrijze hagen, vol scherpe doornen, verborgen de poel. Er liep een rilling over Stefano's rug. Stefano bleef staan, keek om zich heen, schudde zijn hoofd en mompelde, "Hij is me vergeten." "Wie?", fluisterden de stemmetjes in de hagen, "Wie is je vergeten?". "Wie is er vergeten?", hijgde de wind. "Hij, die schildknaap is vergeten." antwoordden de stemmetjes. Stefano ging heel dicht bij een haag staan en probeerde tussen de takken te kijken. "Ik ben geen schildknaap hoor, ik ben voerknaap van de draak in de slotgracht!! En die is mij nu vergeten!" :Geen schildknaap!", fluisterden de stemmetjes in de hagen. Stefano zag dat elk takje een mondje had, er zaten dus geen mannetjes in de hagen, het waren de hagen zelf die spraken. "Een voerknaap?", hijgde de wind. "Ja, geen schildknaap!" fluisterden de hagen. "Dat moet ik Hem vertellen!" zei de wind. "Wat moet de wind aan wie vertellen?", vroeg Stefano aan de hagen. De hagen schudde heen en weer en fluisterden, "Oei, oei, geen goede vraag, bijna verklapt, oei, oei!!" 

Iedereen zat op het puntje van hun stoel, in de grote vergaderzaal. De koningin had het Familie Kroniek op de tafel gelegd, opengeslagen bij het portret van Prins Mauritsius Marcus Ramcana en vertelde over de passages die ze gelezen had. Er klonk gemompel door de zaal en hier en daar zuchtte iemand. De koningin keek haar man aan en toen keek ze naar de Wijze vrouwen. Die leken te vergaderen met elkaar, ze spraken zachtjes, maar maakten wilde gebaren. De koning krapte zijn baard, schraapte zijn keel en wou wat gaan zeggen, toen er plots op de deur geklopt werd. "Ja, wat?!" riep de koning ietwat geërgerd. Een wachter kwam binnen, gevolgd door Vrouwe Kathienka. "Excuseer ons hoogheid," zei de wachter, "Vrouwe Kathienka komt met droevig nieuws, ik kon haar niet laten wachten tot de vergadering beëindigd was." De koning knikte naar de wachter en gebood de Vrouwe aan te schuiven aan de lange tafel. "Vertel Vrouwe, wat is er gebeurd?" zei hij. Vrouwe Kathienka begon snikkend te vertellen, "We reden met ons gezelschap over de Buitenweg, toen we plots werden overvallen door een bruingrijze mist. Ik spoorde de ezels aan om snel weer uit de mist te geraken. Dat lukte, maar ik zag dat de mist alle kleuren van onze wagen had meegenomen. Niet alleen ik, maar ook de anderen en de ezels zijn nu bruingrijs van kleur. De hoeden van de ezels waren weg en het ergste is nog.." ze barstte in snikken uit. De koningin legde haar arm om de Vrouwe heen en zei dat ze rustig moest vertellen wat er was. Vrouwe Kathienka snikte, droogde haar tranen en zei, "Het ergste is dat, dat Brannetti is verdwenen!!".  En weer begon ze te huilen. "Wachter!!", riep de koning. De wachter kwam binnen en voor hij kon vragen wat de koning wilde, zei de koning al, "Laat zo snel mogelijk Ynskylibar komen!" De wachter knikte en verdween. "Schout Duncijan, maak u klaar om op reis te gaan en kom daarna zo snel mogelijk terug naar de vergaderzaal, dan zal ik u en Ynskylibar vertellen wat ik wil dat jullie gaan doen. Laat ook zoveel mogelijk soldaten zich klaar maken voor een reis." Schout Duncijan stond op. boog naar de koning en de andere aanwezigen en verliet haastig de zaal. Daarna wendde de koning zich tot de opperrechter en de raadsheren. "Het lijkt me verstandig om de Buitenweg voor iedereen te sluiten, elke reiziger moet de Grote Hoofdweg nemen. Ook lijkt het me slim om het kleine dorpje langs de Buitenweg te evacueren, de bewoners kunnen opgevangen worden in Yskil, een stadje langs de Grote Hoofdweg." zei hij. De opperrechter knikte en zei, "Wij gaan dat zo snel mogelijk in orde maken Sire". Hij stond op, gevolgd door de raadsheren en allen verlieten de vergaderzaal. "Kordaat handelen is goed hoogheid," zei een van de Wijze Vrouwen, "Verstandig het besluit de mensen langs de Buitenweg te evacueren. Dat zou u ook moeten doen met al uw wachters, pages, kamerlieden en uw gezin. Het zal niet lang meer duren voor het Doolhof ook uw kasteel in handen krijgt, de weide is immers niet ver van hier." De koning knikte en keek naar zijn vrouw. "Ja, dat is een verstandig advies." antwoordde hij, "we kunnen naar ons zomerkasteel, bij de bosrand. En in uiterste nood kunnen we naar het kasteel aan zee." Prinses Femelina vroeg plots, "Kunnen we de burchten van Wam niet inrichten voor mensen die geëvacueerd moeten worden?" De oude Wijze Vrouw Manon glimlachte, "Nee, lieverd, die burchten zijn betoverd, al is het wel heel nobel dat je mee wilt denken, maar helaas kunnen we de burchten niet gebruiken." antwoordde ze. Met een enigszins trotse blik, keek de koningin naar haar dochter. Ze glimlachte naar Femelina. Op dat moment kwamen Duncijan en Ynskylibar de zaal binnen. Ynskylibar groette de aanwezigen en boog voor de koning en koningin. "Hoogheden, het leger staat paraat, wat zijn uw orders?" zei ze en salueerde. De koning antwoordde dat het niet om een oorlog ging, maar over een grote evacuatie van dorpelingen. Hij stuurde Duncijan en Ynskylibar naar de opperrechter en de raadslieden, die bezig waren met een plan van aanpak voor de evacuatie. Toen Duncijan en Ynskylibar weer de zaal verlaten hadden, nam de oude Wijze Vrouw het woord. "Het lijkt mij verstandig dat mijn zusters en ik, niet terugkeren naar de Steengroeve. Het weiland grenst ook aan onze zijde van de Groeve en kan ook verzwolgen worden door het Doolhof. Wij zullen verder de Bergen van Bam intrekken en ons vestigen in het Klooster der Wijsheden." De koningin keek op, "zouden de tovenaars die er wonen, jullie wel toelaten?" vroeg ze. "Ja majesteit, zij hebben dat al meerdere keren gedaan," zei de oude Wijze Vrouw, "Wij hebben in de loop der tijden een goede verstandhouding met elkaar opgebouwd. Al houden we die voor de buitenwereld liever geheim, omdat het bij de bevolking alleen nieuwsgierigheid zou opwekken." "Goed plan," zei de koning, "Laten we meteen afspreken dat we voor eventuele boodschappen, veranderingen en gevaar, bodes en duiven gebruiken om zo met elkander toch in verbinding te staan." Daarmee stemden de Wijze vrouwen in.

Brannetti keek om zich heen. voor haar, achter haar en naast haar, zowel links als rechts,  stonden bruingrijze hagen. "Ben ik gevangen?", vroeg ze aan zichzelf. "Gevangen," fluisterden stemmetjes, "Is zij gevangen?" "Wie?" vroeg de wind hijgend. "Zij," fluisterden de stemmetjes, "Dat meisje die daar staat." Brannetti keek om zich heen, ze zag niemand, maar had wel vele stemmetjes gehoord. "Is daar iemand?", vroeg ze. "zijn wij iemand?", fluisterden de stemmetjes. "Ik ben geen iemand," hijgde de wind, "Al noemen mensen mij soms Jan de Wind." "Maar Jan is toch een iemand?", fluisterden de stemmetjes. Brannetti keek om zich heen. Ze had alles gehoord, maar kon niemand ontdekken, zelfs geen Jan. "Laat jullie eens zien!" zei ze bozig. "Je ziet ons toch." fluisterden de stemmetjes. "Ik ben niet te zien," hijgde de wind, "Al weet je dat ik er ben als ik dingen opzij blaas. Maar verder ben ik onzichtbaar." "Wij niet," fluisterden de stemmetjes, "Wij zijn zichtbaar en ze kan ons zien!" Brannetti werd onrustig en boos, "Waar zijn jullie dan? Ik zie niemand!!" gilde ze. "Doe eens rustig zeg," fluisterden de stemmetjes, "Ten eerste zijn wij geen iemand en ten tweede zie je ons weldegelijk!! Of ben je een beetje blind?" Boos keek Brannetti om zich heen, "Ik zie alleen maar hagen en ver.." "hé, hé," onderbraken de fluisterende stemmetjes haar, "Ze is dus niet blind, ze ziet ons wel gewoon!" Brannetti was even heel verbaasd en begon de hagen te bestuderen. Ze zag de kleine mondjes die elke tak had. Ze grinnikte even en zei, "Ja, sorry hoor, ik verwachtte een echt persoon, wist ik het dat jullie kunnen praten. Ik ben Brannetti en wat is nou de bedoeling dat ik hier bij jullie ben?" De hagen giechelde en fluisterden, "Het Doolhof heeft jou gekozen, geen idee waarom. Misschien kan jij het einde vinden. Zullen we maar beginnen, de wind is ook weer terug." Brannetti haalde haar schouders op en zei, "Nou, vooruit dan maar, laten we dan maar beginnen." Er schoven twee hagen weg, zodat Brannetti haar eerste keus kon maken. Linksaf of rechtsaf? Zonder er over na te denken koos ze voor rechtsaf. Steeds volgde een nieuwe keuze, linksaf of rechtdoor of achteruit of rechtsaf. Zo wandelde ze een tijdje door het Doolhof. Toen ze voor een driesprong stond, hoorde ze snikken, iemand huilde. Ze begon het geluid te volgen en plots zag ze een jongetje zitten. Ze knielde bij het ventje neer en vroeg wat er was. "Ik wil naar mama toe!",  snikte het jongetje. "Zal ik je helpen?", vroeg Brannetti. "Nee, nee!!", fluisterden de hagen, "Er mag niet geholpen worden!!" "Helpen?", hijgde de wind, "Helpen mag niet hoor!" Brannetti trok zich niks aan van wat de hagen en de wind zeiden, ze pakte haar veldfles en wou het kond wat water geven. Plots schoof ruw een haag tussen haar en het jongetje in. "Er wordt niet geholpen!!", bulderde de wind. Geschrokken kwam Brannetti overeind. "Waarom niet?!!", schreeuwde ze tegen de wind, "Die jongen is nog klein, die kan toch niet alleen zoeken!!" "Daarom niet!!" bulderde de wind, "Er wordt niet geholpen!!" Brannetti beefde van woede, ze draaide zich om en stapte zonder op te letten of maar ergens over na te denken de weg naar voren in. Ze sprak geen woord tegen de hagen en vooral niet tegen de wind. Boos nam ze zomaar een weg die de hagen aanboden. Plots liep ze tegen Stefano aan. Ze was meteen met haar gedachten terug in de werkelijkheid en beval Stefano stil te blijven staan. Ze pakte zijn pols en nog voor de hagen en de wind konden ingrijpen, maakte ze haar pols vast aan die van Stefano. "Zo!!", schreeuwde ze naar de wind, "Nu moet ik Stefano en Stefano mij wel helpen, want nu zijn we samen één!!" Stefano stond stomverbaasd te kijken. Hij hoorde de wind bulderen en de hagen druk fluisteren. En wie was dat meisje die opeens zijn pad kruiste? Verbaasd keek hij naar de linten en band die om zijn en haar pols zaten. 'Ze kent mij", dacht Stefano en beek haar aandachtig. Ze was, net als hij, bruingrijs van kleur. Ze had oorbellen in de vorm van sterren en allemaal linten aan haar kleding. Opeens moest hij aan de markt denken. "Jij bent Brittanne of Brannetti!" zei hij. Brannetti die nog steeds stond te mopperen op de wind, draaide haar hoofd naar Stefano, "Ik ben Brannetti en ben blij dat ik je hier zie. Sorry dat ik me meteen aan je vast gemaakt heb, maar van de wind en de hagen mogen we niemand helpen." Stefano's verbazing groeide, "Waarom niet?," vroeg hij. "Geen idee," zei Brannetti, "Maar ik wilde een jongetje helpen en toen werden we ruw van elkaar gescheiden. En dat wil ik niet dat dat gebeurt, nu ik jou tegen het lijf loop." Stefano schudde zijn hoofd, nee, dat zou raar zijn, twee weten altijd meer dan één. De wind en de hagen waren het totaal niet eens met de handelingen van Brannetti. Maar ondanks het herhalen dat helpen niet mag, zat en bleef Brannetti vastzitten aan Stefano. Woest bulderde de wind, "Ik ga met Hem in overleg, jullie horen nog van mij." en woest stormde hij weg. 


Reacties

Populaire posts van deze blog

Waarschuwing geen blog voor kinderen !!!

Even

Het Haga ziekenhuis