Iramirch Het Doolhof der Gedachtenspinsels (7)

 In het beeld verscheen een jongeman, hij droeg een bordeaux rode pij. Een stem klonk, "Dit is het heden, maar dit is dezelfde jongeman in het verleden." Het beeld werd even zwart en toen kwam de jongeman weer in beeld. Hij las een groot dik boek. Naast hem zat een oude man, met een grijze baard. "Dat is tovenaar Merlijn Da Vinci." fluisterde de koning, die leefde ruim tweehonderd jaar geleden." Het beeld werd weer zwart en plots verscheen de fles 'Wijs en Reis' in beeld. En de stem zei, "Reis allen naar het Midden en vlug, red uw dierbaren en geliefde en keert vanuit het Midden weer terug." Er verscheen een beeld van een kamer vol kasten, opgezette vogels, een tafel vol paperassen. Toen werd het beeld weer zwart en verdween, de toverstaf gloeide niet meer. Stil zaten de koning en zijn dochters voor zich uit te kijken. Ze moesten deze informatie even verwerken.

"Misschien moet ik wel een steen in het water gooien," zei Brannetti, "Misschien reageert de draak daar wel op." Ynskylibar keek rond, liep naar een grote steen en gooide die in het water. Plons!! En verder bleef het rustig. "Nog maar een keer proberen?", vroeg Ynskylibar. Brannetti keek naar het meer. "Laten we het nog maar een keer doen." zei ze weinig hoopvol. Ynskylibar zag een grotere steen en pakte die samen met Brannetti op. Strompelend liepen ze naar de rand van het meer en jonasten de steen het water in. Plons!! En verder gebeurde er niks. "Verdorrie!", mopperde Brannetti. Ynskylibar wilde wat zeggen, toen plots het water begon te borrelen. Grote bellen stegen naar het wateroppervlak en flinke rimpeling golfden over het water. Er verscheen een drakenkop boven het wateroppervlak. "Is dat nou nodig, dat gegooi met die stenen?!!", bulderde de draak., "Ik lag net zo lekker te slapen hoor!!" "Draak!!", Juichte Brannetti, "Wat fijn je te zien!!" De draak trok zijn wenkbrauwen op en bestudeerde Brannetti zorgvuldig. Toen schudde hij zij kop en vroeg, "Moet ik u ergens van kennen? Ik heb geen idee wie u zou kunnen zijn." Brannetti keek verbaasd naar de draak. "Ja natuurlijk ken je mij," zei ze verbaasd, "We hebben elkaar meerdere keren gezien." De Draak bestudeerde haar nogmaals, maar liet weten haar echt niet te kennen. "Nou, kom op draak, mij moet je wel herkennen," zei Ynskylibar, "Ik heb vaker bij de slotgracht gezeten." De draak draaide met zijn ogen, "Slotgracht," mompelde hij, "Wat moet ik in een gracht die gesloten is?" Hij schudde zijn kop, verdween even onder water en zei, toen hij weer boven kwam, "Jullie verdoen mijn tijd, ik ken jullie niet en nu wil ik weer slapen!!" Hij dook weer onder water en het meer lag er, even later, weer roerloos bij. "Wel verdikke!", zei Brannetti, "Het lijkt er op dat hij zijn geheugen kwijt is!" Ynskylibar knikte, "Alleen hoe krijgen we dat weer terug bij hem?" vroeg ze. Brannetti haalde haar schouders op, "Zit er niks in die tas van, wat zou kunnen helpen>" Ynskylibar zocht in haar tas, er kwam een pakje gedroogd vlees uit, een veldfles wijn en een veldfles water. Brannetti bekeek de dingen en mompelde. "Ik denk dat we het gedroogde vlees en het water wel kunnen gebruiken. Maar eerst moeten we die draak weer boven water krijgen!" Ze zocht een behoorlijk grote steen en gooide die, samen met Ynskylibar, in het water. Het plonsde verschrikkelijk en vrijwel onmiddellijk schoot de draak boven water. "Ja, blijft dat zo met dat stenengooien?!!" bulderde hij. Brannetti  deinsde naar achter, terwijl Ynskylibar het vest van haar zwaard greep. "Wat moeten jullie nou?", bulderde de draak verder. "Staan maar als een paar dwazen, stenen naar me te gooien!" Brannetti had weer haar moed gevonden, nam wat gedroogd vlees en stapte naar voren. "Je zegt ons niet te kennen, maar herken je dit dan?", vroeg ze aan de draak, terwijl ze haar hand, met het gedroogde vlees naar de draak reikte. De draak kwam met zijn kop naar Brannetti's hand en snuffelde er aan. Met zijn tong nam hij het vlees uit haar hand. Bedenkelijk, maar toch genietend, at de draak het gedroogde vlees op. Dit herkende hij, er was iets met twee jongens, die hem dit voerden. "Ik krijg er vreemde beelden bij," zei hij, kauwde wat verder en kwam tot het idee, dat er geen jongens bij hem stonden. Brannetti zei, "Herken je twee jongens? Zij voerden je dit, de ene doordeweeks, de ander in het weekeinde." De draak had geantwoord dat hij wel aan twee jongens dacht, bij het eten van het vlees, maar zich afvroeg waarom er nu twee dames bij hem waren. Brannetti liet zich niet afleiden door deze vraag en vroeg of de draak, met zijn kop, dichtbij haar wilde komen. Toen de draak met zij kop dicht bij Brannetti was, liet deze wat water uit de veldfles, in de muil van de draak druppelen. De draak proefde het heerlijk water en schoot plots omhoog, waardoor Brannetti voor de derde keer haar evenwicht verloor en in de vijver viel. 

Stefano en Brandonius zaten bij de Pjoeter, in de hoop of zij bericht zouden krijgen van de koning. "Zal de koning ons bericht ontvangen hebben?" vroeg Stefano. Brandonius haalde zijn schouders op, "Geen idee, ik hoop van wel." antwoordde hij. Hij toetste weer een paar knopjes in op de Pjoeter. Plots meende Stefano geklapper van vleugels te horen. Hij keek de kamer rond, maar zag niets wat het geklapper had kunnen maken. Zwijgend zaten de jongemannen naar de Pjoeter te staren. "Hallo, zou iemand mij kunnen helpen?", klonk het zachtjes. Stefano keek op, weer klonk er zachtjes een stemmetje of iemand kon helpen. Boven in een muur zag Stefano een raampje zitten en in het kozijn stond een kaboutervrouwtje. "Heb je hier een ladder?", vroeg hij aan Brandonius. "Ja, meerdere, er staat er eentje bij die grote boekenkast in de andere nis." Stefano stond op en ging de ladder halen. Nieuwsgierig keek Brandonius wat Stefano er mee ging doen. Stefano stond al op de ladder onder het raampje en liet het kaboutervrouwtje in zijn handpalm plaatsnemen. Voorzichtig klom hij de ladder af en nam het kaboutervrouwtje mee naar Brandonius. "Lang geleden dat ik kabouters heb gezien." zei Brandonius, "Dacht dat die meer in de Bergen van Bam woonden." Stefano keek aandachtig naar het kaboutervrouwtje. "B,b, bent, bent u...? Nee dat kan niet!! Bent u de koningin?" stamelde hij. Ja, Stefano, ik ben het de koningin." antwoordde het vrouwtje. Brandonius trok zijn wenkbrauwen op, "Hebben jullie tegenwoordig een kaboutervrouwtje als koningin?" vroeg hij vol verbazing. Stefano schudde zijn hoofd, "Normaal is ze net zo groot als wij! Wat is er gebeurd?", vroeg hij de koningin. De koningin vertelde over de evacuatie van het kasteel en hoe zij in het Doolhof terecht kwam. Over de raaf en de vliegreis naar het midden. "En hier is ergens een wasbeer, die mij weer groot zou maken." beëindigde de koningin haar verhaal. "Een wasbeer," herhaalde Brandonius, "Dan hebben we een probleem, er is wel een wasbeer, maar die is van steen. Ook de raaf hoort van steen te zijn." Geschrokken keken de koningin en Stefano naar Brandonius.

"Nou, kom meisjes!", zei de koning, "laten we drinken van 'Wijs op Reis' en dromen van de kamer vol paperassen en geheimzinnige dingen." Hij pakte de fles 'Wijs op Reis' en deed in drie kommen wat van het vocht. Prinses Femelina en Ingilla namen een kom en dronken die, tegelijkertijd met de koning, leeg. Weldra vielen zij in slaap en verdwenen hun lichamen uit de kamer. Kathienka kwam op dat moment de kamer binnen, om te vragen of de koning al nieuws had over Brannetti. Ze zag nog heel vaag de lichamen van de koning en de prinsessen, tot ze totaal verdwenen waren. Kathienka zag de fles 'Wijs op Reis' op tafel staan en had daardoor het vermoeden dat de koning en de prinsessen, op een andere wijze, naar het Doolhof zijn gegaan. Toen viel haar oog op de toverstaf. Vol verbazing en met het grootste respect, nam ze de toverstaf in haar hand. "De toverstaf van Vrouwe Wijzemeis." fluisterde ze zacht. Zacht streelde ze de toverstaf, ze kende hem, had hem ooit gezien. "Toverstaf van Wijzemeis, ik wil dolgraag eens op reis. Zoekende naar die ik mis, weet jij waar Brannetti is?" fluisterde ze zacht. De toverstaf begon te stralen en toonde haar een beeld van Brannetti. Ze zat met nog iemand op de rug van een draak en vlogen over het Doolhof. Kathienka zuchtte even toen de toverstaf weer doofde. "Toverstaf van Wijzemeis, in reizen heb ik zin. Maar vertel mij toch, waar is de koningin?" Weer begon de toverstaf te stralen en toonde Kathienka een beeld van de koningin. Die stond naast een gigantische veer en voor haar lagen tien reusachtige vingers. Kathienka fronste haar wenkbrauwen en dacht na toen de toverstaf weer gedoofd was. 'Zat de koningin bij een reus of had een tovenaar of heks haar betoverd?' Kathienka wist dat ze met de toverstaf van Wijzemeis, de koningin uit de handen van reuzen, tovenaars en heksen kon redden. Ze moest naar de koningin en haar helpen. "Toverstaf van Wijzemeis, samen moeten wij op reis. Wellicht heel spannend en met lichte tegenzin, maar wij moeten naar de koningin!!" Plots was er een flits en Kathienka was uit de kamer verdwenen. 


Oké, het is klein, maar spannend. Iedereen gaat samen komen, zoals je vast gemerkt hebt. En dan? Wat zou het raadsel van het midden zijn? Zou het lukken om de vloek van het Doolhof te verbreken? Ik moet het allemaal nog schrijven en bedenken. En het is echt niet handig dat de blogs nu samen lopen met het schrijven van het verhaal.

Het zal wel even duren, maar volgende keer weer meer.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Waarschuwing geen blog voor kinderen !!!

Even

Het Haga ziekenhuis